Metafysica

Het ENE van Plotinus (1) ... als onderbouwing voor een objectief idealisme

Het Ene is Alles en Niets

Het Ene bevat geen onderscheidingen, verschillen, tegendelen of hiërarchieën; het is de onherleidbare, absolute eenheid van alles. Alles wat wij maar kunnen bedenken – iedere mogelijkheid of actualiteit – is versmolten tot één volmaakt geheel in één singulier punt (als transcendent oerbeginsel).[1]



Het Ene is als Eenheid waarachtig (in waarheid) vrij omdat
Het Zichzelf niet dient, maar slechts Zichzelf als Zichzelf IS.
Al het andere is zowel zichzelf als het andere (identiteit én
verscheidenheid).

Het Ene kent geen notie van (keuze)vrijheid of vrije wil. Het Ene kent niet eens Zichzelf, want Het is volmaakt.

Het Ene is het Goede, het Schone en het Ware


Het Ene = ALLES
Het Ene is: Volledig, (al)geheel, volkomen, totaal, gaaf, onverdeeld, compleet, volmaakt, integraal, voltallig, alles bevattend en dragend, oftewel pure Subjectiviteit. Het is het binnenste buiten, dragende en omvattende.

Het Ene = NIETS
Het Ene overstijgt alles, is ongrijpbaar, onzegbaar, onaantastbaar, onbereikbaar, onveranderlijk en onherleidbaar. Het Ene is onkenbaar.

Het ENE:

- is a-temporeel, non lokaal en niet causaal
- is leeg in de zin van pure singulariteit
-
is vol in de zin van alles bevattend; volmaakt
- is een absoluut transcendent oriëntatiepunt (géén ontologie)
- is een fundamenteel (formeel, abstract) eenheidsprincipe
- is het a priori en kan niet verder ontleed of gefundeerd worden
- is de bron van zijn en denken (kennis), oftewel de grond van Geest


GEEST

Geest is de eerste emanatie (‘het beeld’) van het Ene. Het bevat de vormen (Ideeën) als een geheel van archetypen van alle dingen. Geest is het pure intellect (Nous) en eenheid van denken en zijn.


Geest bevat (i.t.t. het Ene) wél onderscheidingen, verschillen en tegenstrijdigheden. Het Nous is het alles omvattend intellect. Geest is geen punt, niet singulier, maar juist oneindige, onbegrensde uitgestrektheid die volledig alle mogelijkheden (identiteiten én verschillen) omsluit en fundeert; het is veelheid én eenheid.

De structuur van Geest kan gekarakteriseerd worden als ‘de eenheid van eenheid en veelheid’ (een één-geheel of een veel-eenheid: hen polla). De veelheid is in de eenheid besloten - zit in de eenheid verborgen[2].

Geest is de identiteit van denken en zijn


In de gerichtheid naar het Absolute (het singuliere Ene als de grond van denken en zijn; de absolute eenheid in veelheid) heerst in de grenzeloze uitgestrektheid van Geest (als geheel van veelheid[3]) onvoorwaardelijke vrijheid. Dit uit zich als activiteit (werkzaamheid, energeia). Anders gezegd, Geest heeft de (blinde) vrije wil om veelheid tot eenheid (het Ene, het Goede) te brengen. Het is wat het is en wat het (noodzakelijk) doet (vanuit een niet te expliciteren innerlijke drang).Die drang ontvangt de Geest (het intellect, nous) van het Ene. Zo voelt de Geest de noodzaak als de wil om aan het Ene – haar ultieme oriëntatiepunt (ideaal) – te voldoen.

Geest is het intellectuele beeld van het Absolute.
Geest reikt extatisch uit, in een transcendente beweging, naar het eenheidsprincipe van het Ene. In de extatische aanschouwing zit de noodzaak en de wil tot eenwording. In de veelheid van (oneindige en onbegrensde) mogelijkheden die Geest omvat, wil zij eenheden (identiteit) creëren via ‘de ogen’ van de Ziel als bewuste waarnemer. Hiertoe moet de Ziel zich deels van Geest losmaken; dit gebeurt tijdens de ontvouwing van de Geest (zie verderop).

De ontvouwing van Geest
De ontvouwing of ontplooiing (uitstulping, exaltatie[4]) is de dans van de universele vrije wil van Geest. De Geest voelt – in haar gerichtheid naar binnen, d.w.z. naar het Ene – de uitstraling van het Ene en daardoor de behoefte, de vrije wil, de motivatie en het streven om een geheel te vormen vanuit het Eenheidsprincipe. Het ‘werkelijke’ Geheel van eenheid en andersheid is echter principieel voorbehouden aan het Ene.
De ervaring van Geest blijft impliciet en onbewust (vanwege de identiteit van denken en zijn). Daar moet dan ook een geheel van onbewuste en bewuste ervaringen aan ten grondslag liggen. Doorheen het onbewuste van de Geest verschijnt het bewuste[5], want de structuur van Geest is intelligentie. Dit straalt door naar de ziel (psyché). Het Nous bevat alle ‘vormen’ of de archetypen van alle dingen; het is het rijk van het pure denken (intelligentie)[6].

ZIEL (Psychè)

De Ziel is veelheid. De Ziel is het beeld van de Geest



De Ziel als tweede emanatie van het Ene bemiddelt tussen de hogere niveaus van het intellect en de materiële (fysieke) wereld. De Ziel (Psychè) maakt een begrip van kosmos en de wereld mogelijk en is de bron van individualisering.



De totaliteit van de Geestelijke Werkelijkheid bevat alles wat kenbaar en niet kenbaar is. Geest kan zichzelf als Geheel niet kennen of ervaren. Zij kan niet Zelf-bewust-zijn.Het is de onzichtbare en ongrijpbare geestessfeer die alles omvat wat wij (en andere bewuste entiteiten) ervaren. Geest heeft wel de wil – de innerlijke drang – om haar mogelijkheden te actualiseren en kenbaar te maken aan mogelijke bewuste entiteiten (conscious agencies/agents, bezielde wezens).

In de Ziel worden facetten, uitingsvormen, uitbeeldingen, representaties van de Geest mogelijk en ‘kenbaar’, gerepresenteerd. Daartoe moet de Ziel enigszins ‘los’ gemaakt worden van het ‘geestesveld’. Bezielde entiteiten zijn gedissocieerde, neergeslagen of onthechte (gehypostaseerde) vormen van Geest. Zo zijn ze, of fungeren ze als een concretisering van de Geest via het discursieve denken[7].

De ziel is veelheid
In de ziel vertonen zich de verschillen – van het hogere en het lagere tot aan de grenzen van leven: verandering, vergankelijkheid, de dood De ziel wordt gedreven door de wil tot eenheid. Ieder mens maakt deel uit van de intelligibele wereld; op het laagste niveau beroeren we het lokale zintuigelijke gebied. Op het hoogste niveau van de ziel overstijgen we met ons waarnemings- en kenvermogen de lokaliteit. Individualisering is de wil om de veelheid tot eenheid te brengen, om chaos tot orde te brengen.

De mens, de wereld en de natuur
Wereld en natuur zijn uitingen van Geest. Dit kunnen we zien als een verwerkelijking (actualisering) van mogelijkheden in ruimte en tijd. Andere mogelijkheden zijn niet uitgesloten, maar die zijn vooralsnog voor ons als bewuste entiteiten niet toegankelijk en niet ervaarbaar.

(Absolute) Geest opereert buiten tijd en ruimte; het fungeert als drager en aandrager van mogelijkheden en waarschijnlijkheden[8]. Naast haar transcendente relatie tot het Ene, heeft de Geest heeft een immanente relatie met het kenbare (het intelligibele). Geest (als eenheid van denken en zijn) heeft ‘kennelijk’ de mogelijkheid en de wil om het eenheidsprincipe te concretiseren via het denken van de Ziel.
Tegelijkertijd voelt de Geest de noodzaak om voortdurend boven het denken, het zijn en boven zichzelf uit te stijgen. Dit uit zich in, of veroorzaakt, een voortdurende turbulentie (dynamiek) van ideeën en mogelijkheden waarbij principieel (vanwege het eenheidsprincipe) geen concrete verschillen of hiërarchieën door de Geest zelf waarneembaar of kenbaar zijn: die verschillen en combinatiemogelijkheden wervelen als intelligibele waarschijnlijkheidsvelden in de Geest en kunnen daar worden opgevangen door ‘dat wat in staat is om te ervaren[9]’: de ziel.

Nogmaals, Geest als Universele Alomvattende Werkelijkheid kan zichzelf niet als Geheel bewust ervaren, want dan zou die totaliteit één zijn geworden en dan zou Geest het volmaakte Ene zijn. De werkelijkheid van Geest is het streven (uitstaan) naar het transcendente Ene. Onze werkelijkheid (als onthechte ziel) is daar een afspiegeling of een neerslag (hypostase) van.
Wat wij ervaren (waarnemen) als ‘werkelijk’ is niet de werkelijkheid zelf, maar een geestelijke representatie daarvan. De werkelijkheid ‘op zich’ is niet kenbaar[10].

Een persoonlijke interpretatie

De wil van de Geest tot eenmaking (orde scheppen) uit zich in onze geest; in onze ervaringen (bewustzijn) van de wil om eenheid te vinden of te bewerkstelligen in de veelheid om ons heen. Dit begint bij onszelf (individualisering) en breidt zich uit – of voegt zich? - naar de natuur en de kosmos. Als geestelijke wezens (in onze andersheid) maken wij deel uit van ‘Geest als Geheel’. Wij verkeren als het ware in een intelligibel (kennis)veld van de Geest dat bewustzijn mogelijk maakt. De daar opgedane kennis (door bewuste entiteiten) zal nooit de volledige eenheid of de volledige volmaaktheid van het Ene kunnen evenaren, maar het is een beweging van onze geest naar het volmaakte toe.
Ik stel me daarom voor dat de Geest langzaam ‘evolueert’ naar steeds complexere én minder turbulente zijnsvelden in een toestand van relatieve rust. Deze bevinden zich in hun centripetale beweging dichter bij het Ene dan andere velden. Hoe kleiner de afstand tot het Middelpunt, hoe rustiger de zijnstoestand (minder dynamiek, minder wording, meer complexiteit en meer samenhang[11]). Het Middelpunt is abstract en blijft onbereikbaar, want het Ene is niet kenbaar en ín het Ene zelf (als singulariteit) is geen wording
De meest heftige, turbulente velden bevinden zich het verst van het Middelpunt. Zij verkeren in een chaotische toestand (zonder duidelijke verbondenheid of eenheid). Ik zie het als een centrifugale (middelpuntvliedende[12]) beweging – die steeds verder van het Ene verwijderd raakt: de weg naar zijnsvergetelheid en gebrek aan Geest.


[1] Het Ene is prôtôs autos en hyperontôs autos: Het is oorspronkelijk zichzelf-zijnd én stijgt als ‘zich-zelf’ boven het zijn uit. Het Ene is (in zijn transcendentie) als enige echt vrij omdat het zelfs zichzelf niets verplicht is en ook zichzelf niet dient. Het is puur (zich)zelf en absoluut zichzelf, terwijl al het andere zowel zichzelf als ook iets anders is. Het is als absoluut transcendent oriëntatiepunt immanent vrij en in die zin inactief.(VI 8, 21, 30-33).

[2] Geest is de verwekker en het huis van de Ziel (psychè). In de ziel wordt de veelheid (de kosmos) gemanifesteerd en geconcretiseerd en zo wordt door de ziel (het denken) van de individuele mens de eenheidsdrang ervaren (zie verderop).

[3] Die in Geest nog niet als eenheid bestaat (weest).

[4] Exaltatie is geestvervoering, opgewondenheid, overspanning. Intellectuele exaltatie noemt men de prestatie van een medium, ver boven eigen weten en kunnen uitgaande. Spiritistisch wordt dit verklaard door inspiratie van de overzij; animistisch beschouwt men het als een doorbraak van het onbewuste in het bewustzijn van het medium.

[5] Zoals ook doorheen de onwaarheid de waarheid verschijnt (en doorheen de irrationaliteit de rationaliteit oplicht). Onwaarheid ontstaat als de ziel haar aandacht voor het Ene verliest of anders gezegd, als de ziel zich van het Ene verwijdert. Plotinus duidt dit ook wel als de weg naar irrationaliteit, uitgedaagd door materie oftewel ‘het kwade’. (zie verderop). In de lijn van Plotinus geldt ook dat doorheen de irrationaliteit van de ziel als gerichtheid op ‘materie’ (het geestloze én zinloze – het onbepaalde en onbestemde) de rationaliteit van de Geest verschijnt en dat zo haar gerichtheid op het Ene (het Goede) hersteld wordt.

[6] Hoewel nous vooral betrekking heeft op het logisch redeneren, omvat het in de moderne opvatting van het idealisme ook het intuïtief verstaan dat het ‘gewone denken’ transcendeert (overstijgt).

[7] Discursief denken wil zeggen: via weloverwogen denkstappen planmatig op weg zijn naar steeds beter verstaan (van de werkelijkheid). [Lat. Discurrere: druk heen- en weer lopen]. Het is conceptueel denken dat tegenover intuïtieve invallen staat.

[8] De inhoud van Geest is pure potentie zoals de tonen van een gitaarsnaar. Pas als de snaar wordt beroerd en trilt (exalteert) worden de (eigen)tonen (van grondtoon tot boventonen) geactualiseerd en mogelijk ervaren met een bepaalde waarschijnlijkheid.

[9] Term van Bernardo Kastrup (Analytic Idealism). Donald Hoffman noemt het conscious agents (Conscious Idealism)

[10] Vergelijk met Schopenhauer die in Die Welt als Wille und Vorstellung trouw blijft aan Kants dogma van de onkenbaarheid van 'het ding op zich', door te stellen dat de mens het niet kent via het "empirisch bewustzijn" (via de ervaring), maar het wel kan achterhalen, via wat hij noemt het "hogere bewustzijn". Het ding op zich kan men kennen door "de innerlijke ervaring". Naast het louter empirisch aanschouwen van de werkelijkheid, bevindt er zich volgens Schopenhauer in de mens nog een andere bron van kennis: de mens is een deel van de metafysische Wil die in alle objecten schuilgaat, en kan haar zo dus ook kennen. Tegen het materialisme: "Men ging naar buiten in alle richtingen in plaats van in zichzelf te keren, waar ieder raadsel moet worden opgelost”.

[11] Meer samenhang betekent nog niet ‘eenheid’.

[12] In de natuurkunde is een centrifugale kracht een schijnkracht. Er is alleen een centripetale kracht (en versnelling): de kracht die alles naar binnen trekt.

< Terug