Voordat biologen hun immunologische bevindingen op papier zetten, keek Nietzsche al systematisch met de bril van een immunoloog naar de menselijke natuur. In de voorrede van ‘De vrolijke wetenschap’ (1882) beschrijft hij zichzelf als een arts van de cultuur (het geestelijke lichaam). Met vlijmscherpe scalpel ontleedt hij de hoogmoedige en narcistische toestand van het menselijk organisme. Wat tevoorschijn komt, is een laag die gebaseerd is op louter illusie. ‘Illusies zijn het natuurlijke element waarin de mens zich beweegt’. Deze constatering impliceert dat het menselijk bewustzijn als een mentaal afweersysteem functioneert. Anders gezegd: er wordt een cognitieve truc uitgehaald om het psychisch welbevinden met behulp van optimisme en vooruitgangsdenken in stand te houden. De trukendoos is gevuld met filosofische, metafysische en religieuze kunstgrepen. De opvatting van immunisering – als cognitief-psychisch afweersysteem om het leven aangenaam en draagbaar te maken – is ook de basis voor Sloterdijks sferologie. Wat er na Nietzsches aankondiging van Gods dood is gebeurd – en wat onder meer geleid heeft tot de huidige situatie in het Antropoceen – is te omschrijven als het failliet van de traditionele metafysische immuunprojecten (religie, ethiek en humanisme). Wetenschap en techniek hebben de rol van God overgenomen en zo ontstond er een ongebreideld vooruitgangsdenken met een nieuwe religie ‘Geld’. De immuun-tovenarij heeft heden ten dage haar kracht verloren. In de voetsporen van Nietzsche stelt Sloterdijk de vraag hoe we ons nog kunnen beschermen (immuniseren) als de grote veiligheidsschilden en solidariteitskleden zoals Plato’s ‘prachtige, goede kosmos’ (die bij de christenen ‘God’ heet) zijn afgeworpen. Op het altaar van het Grote Geld worden onder cameratoezicht normen en waarden geofferd; de misdienaars Hybris en Hebzucht zien toe. Op Nietzsches snijtafel worden alle traditionele ‘waarheden’ – de wet, de ethiek, de ziel, God, de menselijke waardigheid – als triviale appendices verwijderd. Wie wil de diagnose van de ziekte horen? De mensen vertrouwen liever op de schijnzekerheden die hen in luxe luxe kooi door de staatsdompteurs worden toegeworpen. Dit maakt het lastig voor een arts om de ziekte te bestrijden; temeer omdat de meeste mensen niet door hebben of niet willen weten waar ‘de pijn’ werkelijk zit. Een groot deel (maar bij lange na niet het grootste deel) van de mensheid leeft in een comfortabele bubbel. De boodschap dat deze leugenachtig is en uiteen zou kunnen spatten, wordt al gauw als onzin of fake news bestempeld. Critici die de ongehoorde kwakzalverij en huichelretoriek van politici, de zogenaamde (gezondheids)experts en de financiële grabbelton aan de kaak stellen, worden afgeschilderd als complotdenkers en ‘gekkies’. Niet voor niets laat Nietzsche zijn boodschap in Also sprach Zarathustra door een dorpsgek verkondigen. De mens is met zijn natuurlijk immuunsysteem prima opgewassen tegen microbiologische aanvallen van virussen en bacteriën. Het is echter lastiger om in te zien dat er op cognitieve en psychische schaal virale invasies plaatsvinden die met behulp van de traditionele immuuntechnieken (religie en humanisme) niet meer bestreden kunnen worden. Het Antropoceen veroorzaakt scheuren in het wereldbeeld waar het vale licht van een koortsig, ziek systeem doorheen begint te schijnen. Langzamerhand wordt duidelijk dat het ziektebeeld, in psychologisch en ecologisch opzicht, ernstiger is dan gedacht. Nietzsches ‘geneeskundige moraal’ die in de plaats moet komen van de heersende moraal is hard. Het is er niet een van zachte heelmeesters: “Voor ongeneeslijken moet men geen arts willen zijn - zo leert het Zarathustra”. Voor Nietzsche is de weg van de ziekte een leerzame weg, althans voor degenen die ervan wíllen leren. Het is geen gemakkelijke weg en wellicht een weg die men vervloekt, maar als de bittere pil de weg naar genezing kan bewerkstelligen, is de smaak van de overwinning des te beter. De mens wordt dan weer als een kind dat het leven omarmt en ‘heilig ja-zegt’ tegen het leven. Hij is genezen van het ressentiment van de kudde, tenminste wanneer hij niet eerder ten onder is gegaan.
< Terug